Monument ter ere van de gesneuvelden bij Sint-Margriete-Houtem

Het monument

Oorlogsmonument KabbeekvestHet monument ter ere van de gesneuvelden van de slag van Sint-Margriete-Houtem werd ontworpen voor de militaire begraafplaats. Toen het ontwerp van H. Le Roy door de Nationale Commissie der Krijgsbegravingen afgekeurd werd, plaatste men de beeldengroep op de Kabbeekvest te Tienen, recht tegenover de pas opgerichte Provinciale Normaalschool.

Deze beeldengroep in brons stelt twee Belgische soldaten voor. Op beide vleugels van de sokkel waren aanvankelijk grote bronzen platen aangebracht. Het oorspronkelijke ontwerp voorzag in het midden een grote zuil. Dit ontwerp werd niet uitgevoerd. Een volledige maquette van dit monument bevindt zich in het Legermuseum te Brussel.

Het monument kwam tot stand op initiatief van de 'Vriendenkring van de Oud-strijders van de Slag van Sint-Margriete-Houtem' (Amicale des Anciens Combattants de Hauthem Ste Marguerite) uit Gent. De beeldengroep en het ontwerp zijn van de hand van de Gentse beeldhouwer Hippolite Le Roy. De sokkel werd ontworpen door zijn broer de architect Maximiliaan Le Roy.

De inhuldiging

De inhuldiging op 19 augustus 1923 kende een woelige voorgeschiedenis.

In het voorjaar van 1921 nam de Gentse oud-strijdersvereniging Amicale des Anciens Combattans de Hauthem Ste-Marguerite onder voorzitterschap van de inmiddels tot generaal-majoor gepromoveerde Guffens, het initiatief om op het militaire kerkhof een herdenkingsmonument voor de Belgische gesneuvelden op te richten. Op 14 augustus 1921 werd ter gelegenheid van de jaarlijkse herdenking van de veldslag op het kerkhof de eerste steen gelegd. De uitvoering van het initiatief kwam echter nooit tot stand. De ontwerpen van de hand van de toen zeer gerenommeerde beeldhouwer H. Le Roy moesten immers eerst goedgekeurd worden door de Nationale Commissie voor Krijgsbegravingen (Commission Nationale des Sépultures Militaires). Op 17 augustus 1922 stelde deze commissie volksvertegenwoordiger en toenmalig Tiens burgemeester, Charles De Jaegher, op de hoogte van het feit dat het ontwerp volledig in strijd was met de bepalingen van het verdrag van Versailles m.b.t. de Duitse begraafplaatsen. Bovendien oordeelde de commissie de individuele grafzerken voldoende en vonden zij een gezamenlijk herdenkingsteken totaal overbodig. In dezelfde brief werd tevens gewezen op de wet van 5 september 1917 die de bevoegdheid van de militaire begraafplaatsen volledig onder de staat liet ressorteren.

Op 2 oktober van datzelfde jaar werd de Tiense gemeenteraad hiervan op de hoogte gesteld. Er werd tevens aangehaald dat het gewaagde ontwerp van Le Roy de gevoelens van de nabestaanden van de Duitse gesneuvelden zou kunnen kwetsen. Vooral de twee bronzen platen met afbeeldingen van de Duitse inval en baldadigheden werden aanstootgevend bevonden. Het monument mocht er slechts komen op voorwaarde dat alle Duits-onvriendelijke afbeeldingen en ook de namen van de Belgische gesneuvelden verwijderd werden.

De Amicale hield echter voet bij stuk en bleef hardnekkig vasthouden aan haar voornemen om aan de Belgische gesneuvelden, die over drie verschillende kerkhoven verspreid lagen, een gezamenlijk aandenken te schenken. In een laatste poging om hun initiatief door te drukken, schonken zij het gedenkteken aan de stad Tienen met het verzoek er een nieuwe locatie aan te geven. Dit voorstel werd op 2 oktober door de Tiense gemeenteraad goedgekeurd.

De onthulling samen met de overhandiging aan de stad vond plaats op 19 augustus 1923.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog verwijderden de Duitsers de omstreden bronzen platen. Een van de platen werd vernietigd. De tweede kwam op de zolder van de stadsmagazijnen in de Academiestraat terecht. Toen de dienst openbare werken deze locatie verliet, werd de plaat naar het stedelijk museum overgebracht.

Vaderlandslievende retoriek

Het monument staat bol van de vaderlandslievende retoriek. Het vormde zowel een verheerlijking van de heldenmoed van de Belgische troepen, die op het slagveld van Sint-Margriete-Houtem een nederlaag leden, als een aanklacht van de lafhartige houding van het Duitse leger.

De moed der Belgische soldaten komt vooral tot uiting in de beeldengroep. Zij stelt twee Belgische militairen voor. De liggende figuur, een officier met sabel in de linkerhand, is gekwetSint Met zijn rechterhand wijst hij in de richting van het slagveld van Sint-Margriete-Houtem en moedigt de staande figuur, een soldaat met geweer, aan om de strijd verder te zetten. Hij krijgt gehoor, want de soldaat staat op het punt om zijn geweer te herladen. Beide figuren werden zeer gedetailleerd weergegeven, getuige hiervan de waarheidsgetrouwe weergave van de uitrusting van de soldaat en de sporen aan de laarzen van de liggende officier.

Op de sokkel bovenaan lezen we het opschift '*PRO PATRIA*' (voor het vaderland) met aan de linkerzijde het laurierblad (symbool van de sterfelijke roem) en aan de rechterzijde het eikenblad (symbool van levenskracht, macht en wijsheid).

Centraal bevindt zich in beide landstalen het opschrift:

'RECHTOVER IN DE VLAKTE VAN STE MARGARETHA HAUTEM DEN 18 AUGUSTUS 1914 WEERSTOND HET GROUPEMENT GEVORMD DOOR HET 22STE LINIEREGIMENT (COLONEL GUFFENS) HET GESCHUT DER 2E GB MAJOR STAF AD CRAME EN DER COMPAGNIE MIDER 2E GB ( COMMANDANT STROOBANTS) HARDNEKKIG DEN GANSCHEN DAG AAN DE WOEDENDE AANVALLEN DER TROEPEN VAN HET DUITSCHE LEGER WELK BEVEL HAD HET BELGISCHE LEGER AAN DE GEETE OPGESTELD TE VERSLAGEN EN VAN ANTWERPEN AF TE SNIJDEN DE GROOTSCHE OPOFFERING DEZER KEURTROEPEN WELKE MEER DAN 50% HUNNER GETALSTERKTE VERLOREN VERPLICHTEN DEN VIJAND TOT STILSTAAN EN LIET ALZOO AAN HET BELGISCHE LEGER TOE ZICH ONAANGEROERD NAAR ANTWERPEN TERUG TE TREKKEN.'

Op de linkervleugel was bij het oorspronkelijke ontwerp een bronzen plaat met daarop de schending van het Belgische grondgebied door Duitse troepen aangebracht. Op de rechtervleugel werden de baldadigheden van de Duitse militairen tegenover de burgerbevolking uitgebeeld. Dat deze afbeeldingen door de Duitse overheid inderdaad als aanstootgevend ervaren werden, getuige het feit dat de platen tijdens de Tweede Wereldoorlog verwijderd werden. Nu bevindt zich op beide vleugels een bronzen embleem bestaande uit een palm met lauwerkrans (symbolen van de held) bekroond met twee Belgische helmen, gezet op een banderol met de vermelding '1914 YSER CLERCKEN HAUTHEM SAINT MARGUERITE ANVERS 1918' (de plaats van de veldslagen waar het 22ste Linieregiment zich wist te onderscheiden). Op de beide vleugels wordt in beide landstalen (links in het Frans en rechts in het Nederlands) de naam van de opdrachtgever  en de datum van inhuldiging vermeld. Onderaan worden de namen van de architect (links) en de beeldhouwer (rechts) vermeld.

De achterzijde draagt het opschrift '18-VII-1914' (de datum van de veldslag), omgeven door laurier- en eikenblad, met daaronder  op de linker- en rechtervleugel de vermelding '22E REGI DE LIGNE, 22E LINIEREGIMENT', omgeven door wilde rozen en rozenbladeren (teken van liefde). Op de drie panelen volgt de opsomming van de namen van de Belgische gesneuvelden.

De definitieve keuze van de locatie getuigt eveneens van een grote symbolische waarde. Toen de Amicale uiteindelijk besloot om het monument over te maken aan de stedelijke overheid, drukte zij de wens uit om het by voorkeur in de nabyheid der nieuwe normaalschool welke naar het slachtveld van 18 augustus 1914, gekeerd staat te plaatsen. Zodoende zouden de lessen 'Vaderlandse' geschiedenis van de in opleiding zijnde onderwijzers aanschouwelijk kunnen geïllustreerd worden en zou de herinnering aan deze slag van generatie op generatie doorgegeven worden.