Monument ter ere van de Tiense gesneuvelden en gedeporteerden van WOI

Het beeld

Vliegende madameDe gevleugelde vrouwenfiguur met wapperende gewaden is Niké. Zij staat op een wereldbol. In de beeldende kunst van de oudheid werd deze figuur steeds snelvoetig, gevleugeld en met lange gewaden voorgesteld. Meestal reikt ze een lauwerkrans aan. De Niké op dit monument werd volledig geïnspireerd door de antieke voorstelling: een vrouwenfiguur in loophouding (om de vluchtigheid van de overwinning te suggereren) met in de linkerhand de lauwerkrans. Zij is gevleugeld, maar haar vleugels zijn beknot (met de bedoeling de overwinning te bewaren). Zij staat op een vergulde wereldbol die ondersteund wordt door rook en vuur. Zij is, om het met de woorden uit de tijd zelf te zeggen: 'Burgerdeugd en Burgerplicht, vereering voor de roemryke dooden, Gehechtheid en trouw aan Vorst en Vaderland, Eendrachtige handhaving van 's lands grootheid en macht.'

Het vergulde beeld kreeg in Tienen snel de bijnaam de 'gouden madam' of de 'gouden vrouw'. Omwille van de wapperende gewaden, de vleugels en het lichtvoetige aspect van het beeld wordt Niké in de volksmond ook wel eens de 'danseuse' of het 'vliegend kind' genoemd.

Ook de sokkel is voorzien van een aantal symbolen. De vierlobbige zuil is samengesteld uit de loop van vier kanonnen. Elk kanon draagt een naam van een belangrijke veldslagen van het beginoffensief in 1914: IJzer (ging op 18 oktober van start en zou tot aan het einde van het conflict verder duren), Luik (4 augustus), Houtem (18 augustus) en Halen (12 augustus). Uit de vlammen en de rook, die uit de monden van de kanonnen spuwen, wordt Niké (de overwinning) geboren. De krans van laurier op de sokkel (teken van roem en overwinning, maar ook van vrede) is met vier trouwen aan de kanonnen bevestigd. Op de vier hoeken liggen vier vlammende kanonballen.

De sokkel draagt aan drie zijden de namen van de slachtoffers: 81 gesneuvelde Tienenaars in militaire dienst en 7 gedeporteerde burgers, die hun ballingschep niet overleefden. Later werd het opschrift, dat aanvankelijk aan de voorzijde zat, vervangen door het portret van Albert I, voorgesteld als koning-soldaat. Deze voorstelling van de koning als medestrijder werd na de Eerste Wereldoorlog, toen het Koninkrijk België de eerste scheurtjes begon te vertonen, algemeen gepropageerd en werd daarna ook zeer populair.

Kunstenaar

Het beeld is van de hand van de Brusselse kunstenaar Egide Rombaux. Hij studeerde aan de Brusselse academie en werkte bij de gerenommeerde kunstenaar Jef Lambeaux (auteur van het beeld op de Grote Markt ter ere van de strijders voor de Belgische onafhankelijkheid), die grote invloed op hem uitoefende. De Brusselse architect Leon Govaerts, dezelfde die ook instond voor de restauratie van de Sint-Pieterskerk van Grimde, ontwierp de sokkel. Aannemer Geets zorgde voor de uitvoering.

Initiatiefnemer

Het monument op de Tiense Kalkmarkt is een van de zeer typische herdenkingsmonumenten die in de periode van 1920 tot 1935 in vrijwel alle Belgische steden tot stand kwamen.

Initiatiefnemer was de stad Tienen, die het als een blijvende herinnering aanbood aan de nabestaanden van de gesneuvelden en de overleden weggevoerden uit de Eerste Wereldoorlog. Financieel werd ook gerekend op de inbreng van privépersonen, van banken en grote industriële ondernemingen. Voor de praktische uitvoering werd een comité aangeduid onder voorzitterschap van de industrieel Henri Vanden Schrieck. Ondanks de eensgezinde goedkeuring waarop het initiatief aanvankelijk kon rekenen, zorgde de uiteindelijke uitvoering ook voor de nodige perikelen. Zo hadden Govaerts en Geets het met mekaar aan de stok in verband met de bouw van de sokkel en was het blijkbaar in het naoorlogse Tienen zeer moeilijk om een correcte vertaling van het Franse woord déportés, dat oorspronkelijk in het opschrift voorzien was, te leveren.

Inhuldiging

De inhuldiging, die plaatsvond op 27 mei 1923, werd ditmaal wel opgeluisterd door de aanwezigheid van één van de hoogste personaliteiten van het land: kroonprins Leopold (de latere Leopold III). Dit had waarschijnlijk te maken met het feit dat de stad zelf de initiatiefnemer was en dat het monument bedoeld was om alle Tiense slachtoffers te eren. Bovendien waren bij het ontstaan van dit gedenkteken minder persoonlijke belangen gemoeid.

De prins arriveerde met de koninklijke trein in het station van Tienen en werd van daaruit per rijtuig naar de plaats van de festiviteiten gevoerd. De inhuldiging vond plaats in de traditie van de grote nationale vieringen uit de 19de eeuw met optochten van de schoolgaande jeugd en de vaderlandse verenigingen en met de opvoering van vaderlandslievende cantates.

Na de Tweede Wereldoorlog, toen de federatie van de Weerstand de eerste initiatieven ondernam om een monument op te richten voor de gesneuvelden van de Tweede Wereldoorlog, gingen vanuit het schepencollege stemmen op om de namen van de gesneuvelden van de Tweede Wereldoorlog bij te plaatsen op het monument van de Kalkmarkt. Dit werd nooit uitgevoerd.